Wat is een dierproef?
Een dierproef is een experiment met levende gewervelde dieren die daarbij ongerief ondervinden. Met ongerief bedoelen we niet alleen pijn, maar ook stress, alleen zijn, angst en ziekte.
Zo'n 26% procent van de dierproeven binnen het toegepast onderzoek is wettelijk verplicht. Zo kan de veiligheid en werkzaamheid van medicijnen, chemische stoffen en voedingsmiddelen tot op zekere hoogte worden gegarandeerd.
De belangrijkste reden voor dierproeven is: de gezondheid van mens en dier. Dierproeven leren ons hoe ons lichaam en dat van dieren precies werkt. We testen zo de veiligheid van nieuwe medicijnen en behandelmethoden. En de veiligheid van voedingsmiddelen en huishoudelijke producten.
Zo'n 26% procent van de dierproeven binnen het toegepast onderzoek is wettelijk verplicht. Zo kan de veiligheid en werkzaamheid van medicijnen, chemische stoffen en voedingsmiddelen tot op zekere hoogte worden gegarandeerd.
De belangrijkste reden voor dierproeven is: de gezondheid van mens en dier. Dierproeven leren ons hoe ons lichaam en dat van dieren precies werkt. We testen zo de veiligheid van nieuwe medicijnen en behandelmethoden. En de veiligheid van voedingsmiddelen en huishoudelijke producten.
Soorten proefdieren
In Nederland zijn er vier soorten proefdieren. In 2014 was de verdeling als volgt:
De muis en de rat zijn de meest gebruikte proefdieren. Onderzoekers voerden in 2015 70% van de dierproeven uit met deze dieren. Ook doen sommige wetenschappers onderzoek met apen: in 2015 zijn 234 dierproeven gedaan met klauwaapjes, resusapen en Java-apen. Onderzoek op mensapen zoals de chimpansee is in Nederland al langere tijd verboden en nu ook in de hele Europese Unie.
Onderzoek met wilde dieren vindt plaats in het laboratorium of in de eigen leefomgeving. Voorbeelden van dit laatste zijn studies naar de jaarlijkse trek van vogels en vissen, de gezondheid van dieren in het wild of de toestand van het ecosysteem. In 2015 zijn 9.883 dierproeven verricht op wilde dieren. Dat zijn er 4.486 meer dan in 2014. Het betreft vooral vissen (9.100). Op dieren in hun natuurlijke leefomgeving vonden 21.175 dierproeven plaats. Dit aantal is vergelijkbaar met 2013 (21.797).
Met ongewervelde dieren (zoals slakken, insecten en wormen) doen onderzoekers ook proeven. Deze dieren vallen niet onder de Wet op de Dierproeven. Zeldzame dieren worden beschermd door andere regelgeving.
- gewone gewervelde dieren die speciaal gefokt zijn (72,2%)
- genetisch gemodificeerde dieren (23,4%)
- dieren die in het wild leven maar bestudeerd worden in hun eigen omgeving (3,5%)
- dieren die in het wild leven maar onderzocht worden in het laboratorium (0,9%)
De muis en de rat zijn de meest gebruikte proefdieren. Onderzoekers voerden in 2015 70% van de dierproeven uit met deze dieren. Ook doen sommige wetenschappers onderzoek met apen: in 2015 zijn 234 dierproeven gedaan met klauwaapjes, resusapen en Java-apen. Onderzoek op mensapen zoals de chimpansee is in Nederland al langere tijd verboden en nu ook in de hele Europese Unie.
Onderzoek met wilde dieren vindt plaats in het laboratorium of in de eigen leefomgeving. Voorbeelden van dit laatste zijn studies naar de jaarlijkse trek van vogels en vissen, de gezondheid van dieren in het wild of de toestand van het ecosysteem. In 2015 zijn 9.883 dierproeven verricht op wilde dieren. Dat zijn er 4.486 meer dan in 2014. Het betreft vooral vissen (9.100). Op dieren in hun natuurlijke leefomgeving vonden 21.175 dierproeven plaats. Dit aantal is vergelijkbaar met 2013 (21.797).
Met ongewervelde dieren (zoals slakken, insecten en wormen) doen onderzoekers ook proeven. Deze dieren vallen niet onder de Wet op de Dierproeven. Zeldzame dieren worden beschermd door andere regelgeving.
Het leven van een proefdier
De meeste proefdieren verblijven in laboratoria. Dieren worden ook bestudeerd in hun eigen leefomgeving, zo krijgen vogels bijvoorbeeld een zendertje om de jaarlijkse vogeltrek te bestuderen. Soms doen we onderzoek naar dieren op een boerderij.
Minder proefdieren?
De Britse biologen William Russell en Rex Burch introduceerden in 1959 de 3 V’s – vervanging, vermindering en verfijning van dierproeven – in hun boek Principles of Humane Experimental Technique. Zij kwamen met de stelling dat wetenschap kan samengaan met aandacht voor dierenwelzijn. De basis voor het 3V-beleid. Het heeft zeker twintig jaar geduurd voordat de 3V’s de aandacht kregen die ze verdienen. Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw hadden veel instellingen en bedrijven in Nederland op vrijwillige basis een soort ethische toets van dierproeven.
Tegenwoordig moeten onderzoekers voortdurend rekening houden met het 3V-beleid bij het opzetten en uitvoeren van dierproeven. Het gebruik van proefdieren wordt hierdoor teruggedrongen en hun kwaliteit van leven verbeterd:
Tegenwoordig moeten onderzoekers voortdurend rekening houden met het 3V-beleid bij het opzetten en uitvoeren van dierproeven. Het gebruik van proefdieren wordt hierdoor teruggedrongen en hun kwaliteit van leven verbeterd:
- vervanging: een proef (gedeeltelijk) uitvoeren zonder proefdieren.
- vermindering: een proef uitvoeren met minder proefdieren.
- verfijning: een proef zodanig opzetten dat de proefdieren zo min mogelijk last ondervinden
Dierproeven mogen niet zomaar
De overheid handhaaft strenge regels voor dierproeven. Er zijn meerdere soorten vergunningen nodig. Daar staat tegenover dat het de overheid is die dierproeven verplicht stelt. Een medicijn of product moet veilig zijn voordat het gebruikt mag worden. Testen op dieren zijn daarom vaak niet te vermijden.
De organisatie die dierproeven uitvoert, heeft een instellingsvergunning nodig en moet vervolgens voor elk project met dierproeven een aparte vergunning aanvragen. Bovendien is de organisatie verplicht jaarlijks gegevens te verstrekken aan de minister van Economische Zaken over de uitgevoerde dierproeven.
De organisatie die dierproeven uitvoert, heeft een instellingsvergunning nodig en moet vervolgens voor elk project met dierproeven een aparte vergunning aanvragen. Bovendien is de organisatie verplicht jaarlijks gegevens te verstrekken aan de minister van Economische Zaken over de uitgevoerde dierproeven.
Dierproeven horen bij onderzoek en onderwijs
Dierproeven zijn experimenten die wetenschappers en (dieren)artsen in opleiding onder strikte voorwaarden uitvoeren. Elke dierproef moet een duidelijk doel hebben. Het mag alleen als de onderzoekers hun vraag niet op een andere manier, zonder gebruik van proefdieren, kunnen beantwoorden. Of als het onderwijs op een andere manier niet even goed is.
De dieren ondervinden stress en soms pijn tijdens een proef. Dit noemen we aantasting van hun welzijn. De regels om een dierproef te mogen doen, staan in de Wet op de Dierproeven (Wod). De wet stamt uit 1977 en is eind 2014 aangepast aan een Europese richtlijn. Nederland gaat een stap verder. Ons land hanteert extra nationale bepalingen die proefdieren nog wat uitgebreider beschermen dan in de Europese richtlijn 2010/63/EU is bepaald.
De dieren ondervinden stress en soms pijn tijdens een proef. Dit noemen we aantasting van hun welzijn. De regels om een dierproef te mogen doen, staan in de Wet op de Dierproeven (Wod). De wet stamt uit 1977 en is eind 2014 aangepast aan een Europese richtlijn. Nederland gaat een stap verder. Ons land hanteert extra nationale bepalingen die proefdieren nog wat uitgebreider beschermen dan in de Europese richtlijn 2010/63/EU is bepaald.
Terug naar Onderwerpen
|