Enzymen versnellen reacties
Enzymen zijn eiwitten (bestaande uit aminozuren). Ze versnellen biochemische reacties waarbij ze niet verbruikt worden; ze werken als katalysator.
Het substraat, het molecuul dat via een chemische reactie met behulp van een enzym wordt omgezet, van glucosidase is maltose (een disacharide, een suiker/koolhydraat bestaande uit twee monosachariden). Glucose is het product dat ontstaat bij deze reactie.
Dit enzym heeft een co-enzym nodig om te kunnen functioneren, namelijk NAD. Het actieve centrum is de plek waar het enzym bindt aan het substraat. |
Een co-enzym is een organisch molecuul dat een enzym nodig heeft om te kunnen functioneren. Veel vitaminen zijn precursors (stof waaruit een andere stof gevormd wordt) van co-enzymen. Er zijn ook cofactoren. Dit zijn anorganische moleculen met dezelfde functie. Wanneer een enzym zijn co-enzym of cofactor gebonden heeft en vervolgens een enzym-substraat complex heeft gevormd kan de reactie plaatsvinden.
Enzymen zijn substraatspecifiek
Enzymen zijn substraatspecifiek. Dit betekent dat ze slechts één substraat hebben dat ze gebruiken in een chemische reactie. Dit heeft te maken met de vorm van het enzym. Het actieve centrum kan slechts een interactie aangaan met één specifiek substraat.
|
De enzymactiviteit hangt af van de temperatuur
De enzymactiviteit hangt af van de pH
Enkele co-enzymen
- ATP: levert door afsplitsing van een fosfaatgroep de activeringsenergie
- ADP: neemt een fosfaatgroep op
- NAD: ontstaat uit vitamine B3
- FAD: ontstaat uit vitamine B2
- Ascorbinezuur: ontstaan uit vitamine C
- Cobalamine: ontstaan uit vitamine B12
Terug naar Onderwerpen
|
Figuur 1: Wikipedia
Figuur 2: Wikipedia |