De venusvliegenval is een vleesetende plant uit de zonnedauwfamilie (Droseraceae) die oorspronkelijk alleen in een kleine gebied aan de oostkust van de Verenigde Staten voorkomt. Zonnedauw, zoals de kleine zonnedauw (Drosera intermedia), komt wel in Nederland voor. De plant komt voor op stikstofarme grond, zoals moerassen en veengrond. De plant haalt zijn voedingsstoffen uit insecten
Een blad bevat drie tot negen voelhaartjes. Wanneer deze in korte tijd twee keer geprikkeld worden sluiten de twee bladhelften zich en komt het insect vast te zitten. Wanneer het insect vast zit, zal het zeker nog twee uur de tijd hebben om vrij rond te lopen, omdat de ruimte groot genoeg is (zie video hieronder). Hierdoor worden de voelhaartjes nog verder gestimuleerd en zal het blad zich hermetisch sluiten. Hierdoor ontstaat een gesloten ruimte waarin vertering (het afbreken van voedingsstoffen) kan plaatsvinden. |
In ongeveer twee uur tijd sluit het blad zich volledig. Vanaf dat moment zal de vertering starten met behulp van verteringssappen die de plant produceert. Speciale klieren in het blad produceren enzymen om de voedingsstoffen van de prooi te kunnen afbreken. Na enkele dagen (vijf tot tien, afhankelijk van de grootte van het insect) gaat het blad weer open en kunnen de niet-verteerde resten weggeblazen worden door de wind of gewoon van het blad afvallen. Chitine zal het hoofdbestandeel zijn van wat er overblijft, wat onderdeel is van het skelet van de meeste insecten wat moeilijk verteerd kan worden. Een blad is in staat om enkele keren een insect te verteren, maar na ongeveer vier keer zal het afvallen.
|
Hierboven zie je de verschillende stadia van het vangen en verteren van een vlieg. Gedurende de eerste twee uur gaat het blad steeds verder dicht totdat het helemaal afgesloten is (vierde afbeelding). Na de vertering van het insect gaat het blad weer open en zijn de resten zichtbaar.
|
|