Chromosomen en chromatiden
Een chromosoom is een deel van ons DNA. Ons DNA bestaat uit 46 chromosomen. Omdat het originele chromosoom en de kopie na het vermeningvuldigen van DNA aan elkaar vast blijven zitten (totdat ze van elkaar losgetrokken worden) noem je ook dat molecuul DNA een chromosoom (zie figuur 1), terwijl het eigenlijk twee chromosomen zijn die aan elkaar vastzitten.
Wanneer chromosomen er uitzien zoals het paar links in figuur 1, zie je enkele chromosomen. In totaal bevat een normale, diploïde cel 46 chromosomen die samen 23 chromosomenparen vormen. Diploïd betekent 2 (di) van elk paar. Een chromosomenpaar bestaat uit twee chromosomen die homoloog zijn aan elkaar: ze zijn niet precies hetzelfde (ze kunnen heterozygoot zijn), maar zijn wel even groot en bevatten informatie voor dezelfde eigenschappen. Het ene chromsoom heb je ontvangen van je vader, het andere van je moeder.
Eigenlijk zien chromosomen er nooit zo uit. Het DNA zit in een normale cel kriskras als dunne slierten door de celkern heen, zodat het gelezen kan worden. Na het vermenigvuldigen van de chromosomen, wordt het DNA netjes opgerold en krijg je het chromosomenpaar rechts in figuur 1.
Na het vermenigvuldigen van alle chromosomen heb je nog steeds 46 chromosomen in de cel, maar elk chromosoom heeft de vorm van een 'X' in plaats van een enkel staafje. Zo'n 'X' bestaat uit 1 chromosoom en de kopie van dit chromosoom. Beide noem je vanaf dat moment chromatide. en beide chromatiden vormen samen 1 chromosoom. Wanneer je deze chromosomen ziet (rechts in figuur 1) weet je dat de cel twee keer de informatie bevat, want het vermenigvuldigen van het DNA heeft al plaatsgevonden.
Eigenlijk zien chromosomen er nooit zo uit. Het DNA zit in een normale cel kriskras als dunne slierten door de celkern heen, zodat het gelezen kan worden. Na het vermenigvuldigen van de chromosomen, wordt het DNA netjes opgerold en krijg je het chromosomenpaar rechts in figuur 1.
Na het vermenigvuldigen van alle chromosomen heb je nog steeds 46 chromosomen in de cel, maar elk chromosoom heeft de vorm van een 'X' in plaats van een enkel staafje. Zo'n 'X' bestaat uit 1 chromosoom en de kopie van dit chromosoom. Beide noem je vanaf dat moment chromatide. en beide chromatiden vormen samen 1 chromosoom. Wanneer je deze chromosomen ziet (rechts in figuur 1) weet je dat de cel twee keer de informatie bevat, want het vermenigvuldigen van het DNA heeft al plaatsgevonden.
Chromosomen en chromatiden tijdens de mitose en de meiose
Tijdens de mitose, de gewone celdeling waarbij nieuwe, identieke, diploïde cellen gemaakt worden, en tijdens de meiose, de geslachtsceldeling, waarbij vier unieke, haploïde geslachtscellen gemaakt worden, worden de chromosomen eerst vermenigvuldigd en ontstaan er chromatiden.
In figuur 2 en 3 is de vermenigvuldiging van chromosomen te zien. Omdat de definitie van een chromosoom een molecuul DNA is, bevatten beide cellen, zowel voor als na vermenigvuldiging 46 chromosomen (in beide cellen zijn er 8 weergegeven). Na vermenigvuldiging van de chromosomen bevat elk chromosoom twee chromatiden (figuur 3), wat betekent dat een normale cel na vermenigvuldiging 46 chromosomen met in totaal 92 chromatiden bevat. om aan te geven hoeveel DNA er in de cellen zit, kun je figuur 2 omschrijven met '46' en figuur 3 met '2 x 46', omdat de oorspronkelijke hoeveelheid DNA twee keer aanwezig is.
Beide figuren zijn zowel de eerste stap van mitose als van meiose. De volgende stap is verschillend bij beide processen.
Beide figuren zijn zowel de eerste stap van mitose als van meiose. De volgende stap is verschillend bij beide processen.